Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Zeevaartbemanningswet

 

Artikel 22
1
Bij algemene maatregel van bestuur worden de criteria vastgesteld met inachtneming waarvan Onze Minister vaarbevoegdheidsbewijzen, diploma?s of certificaten erkent die zijn afgegeven door een bevoegde autoriteit van een staat, niet zijnde een lid-staat van de Europese Unie, een andere staat die partij is bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland.
2
Aan de houder van een geldig vaarbevoegdheidsbewijs, diploma of certificaat dat ingevolge het eerste lid is erkend, wordt, indien hij ook overigens voldoet aan de eisen gesteld ingevolge artikel 19, eerste lid, aanhef en onderdeel a, ten 2° en ten 3°, en hij dienst gaat doen op een Nederlands schip, een vaarbevoegdheidsbewijs afgegeven, waarop een officiële verklaring is opgenomen dat dit vaarbevoegdheidsbewijs is afgegeven op grond van een erkend vaarbevoegdheidsbewijs.
3
Een erkenning van beroepskwalificaties als bedoeld in artikel 5 van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties voor een beroep waarvoor de vaarbevoegdheden genoemd in artikel 18, tweede lid, onderdeel d, geldig zijn, wordt met een erkend vaarbevoegdheidsbewijs, diploma of certificaat als bedoeld in het tweede lid gelijkgesteld.
4
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met inachtneming waarvan de inspecteur-generaal een vaarbevoegdheidsbewijs als bedoeld in het tweede lid afgeeft.
5
Bij ministeriële regeling wordt bepaald welke bescheiden worden overgelegd bij de aanvraag voor een vaarbevoegdheidsbewijs als bedoeld in het tweede lid.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •