
Zeevaartbemanningswet
Artikel 71
1
Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald op welke vaarbevoegdheidsbewijzen, bedoeld in hoofdstuk 2, paragraaf 3, van deze wet, de houder van een geldige Nederlandse verklaring van geschiktheid en bekwaamheid, van een zeevaartdiploma of een diploma voor de zeevisvaart aanspraak heeft.
2
De vaarbevoegdheden, bedoeld in het eerste lid, zijn ten minste gelijkwaardig aan de bevoegdheid ingevolge de verklaring van geschiktheid en bekwaamheid die, of het diploma voor de zeevisvaart dat voor vervanging in aanmerking komt.
3
Onder de zeevaartdiploma's, bedoeld in het eerste lid, worden mede verstaan de diploma's, voor inwerkingtreding van deze wet verkregen op grond van het Besluit van 3 april 1941 (Stb. B 32), houdende bepalingen betreffende gelijkstelling van de Zeevaartdiploma?s uitgereikt door of vanwege den Gouverneur van CuraƧao met de diploma?s uitgereikt door de commissie ingesteld ingevolge de Wet op de Zeevaartdiploma?s (Staatsblad 1935 No. 456), alsmede de diploma's, voor inwerkingtreding van deze wet verkregen op grond van het Besluit van 12 september 1942 (Stb. C 55), houdende gelijkstelling van diploma?s voor stuurlieden en machinisten.
4
Bij de in het eerste lid bedoelde algemene maatregel van bestuur kunnen aanvullende beroepsvereisten worden gesteld waaraan de houder van een van de diploma's, genoemd in artikel 76 moet voldoen alvorens hij in aanmerking komt voor de afgifte van het daarbij genoemde vaarbevoegdheidsbewijs.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.