Uitleveringswet
Artikel 42
1
Nadat een verklaring overeenkomstig artikel 41 is afgelegd, kan de officier van justitie beslissen dat de voortvluchtige ter beschikking zal worden gesteld van de autoriteiten van de staat waarvan het verzoek tot voorlopige aanhouding, of het verzoek tot uitlevering, is uitgegaan.
2
Het vorige lid blijft buiten toepassing:
a
indien voor het feit of de feiten, in verband waarmede de voorlopige aanhouding of de uitlevering is gevraagd, ingevolge een der bepalingen van de artikelen 2 en 9 geen uitlevering kan worden toegestaan;
b
indien blijkt dat tegen de voortvluchtige in Nederland een strafrechtelijke vervolging gaande is, of dat tegen hem door een Nederlandse rechter een nog geheel of ten dele voor tenuitvoerlegging vatbaar strafvonnis is gewezen.
3
Van elke beslissing, genomen krachtens het eerste lid van dit artikel, geeft de officier van justitie onverwijld kennis aan Onze Minister.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.