Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Werkloosheidswet

 

Artikel 27
1
Indien de werknemer een verplichting, hem op grond van artikel 24, eerste lid, onderdeel a, of onderdeel b, onder 3° opgelegd, niet is nagekomen, weigert het UWV de uitkering blijvend geheel, tenzij het niet nakomen van de verplichting de werknemer niet in overwegende mate kan worden verweten. In dat geval weigert het UWV de uitkering gedeeltelijk door het uitkeringspercentage te verlagen naar 35 over de volledige duur van de uitkering, maar ten hoogste over een periode van 26 weken.
2
Indien de werknemer een verplichting, hem op grond van artikel 24, eerste lid, onderdeel b, onder 2°, opgelegd, niet is nagekomen, weigert het UWV de uitkering blijvend over het aantal uren waarover het recht op uitkering zou zijn geëindigd of niet zou zijn ontstaan indien de werknemer de betreffende arbeid zou hebben aanvaard of verkregen.
3
Indien de werknemer een verplichting, hem op grond van de artikelen 24, eerste lid, onderdeel b, onder 1° of 4°, of vijfde lid, of 26, artikel 55, tweede lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen of artikel 28, tweede lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen opgelegd, niet of niet behoorlijk is nagekomen, dan wel de verplichting, bedoeld in artikel 25 of de artikelen 28, tweede lid, en 29, eerste lid van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, niet binnen de door het UWV, onderscheidenlijk de CWI daarvoor vastgestelde termijn is nagekomen, weigert het UWV, de uitkering tijdelijk of blijvend, geheel of gedeeltelijk.
4
Indien de verzekerde, bedoeld in de Ziektewet, die gedurende de eerste dertien weken van zijn ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte een uitkering ontvangt op grond van deze wet een verplichting voortvloeiend uit artikel 45, eerste lid, van de Ziektewet niet is nagekomen, weigert het UWV de uitkering tijdelijk of blijvend, geheel of gedeeltelijk.
5
Het opleggen van een maatregel op grond van het vierde lid blijft achterwege indien voor dezelfde gedraging een maatregel op grond van het eerste, tweede of derde lid kan worden opgelegd.
6
Een maatregel als bedoeld in het derde of vierde lid wordt afgestemd op de ernst van de gedraging en de mate waarin de werknemer de gedraging verweten kan worden. Van het opleggen van een maatregel wordt in elk geval afgezien, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.
7
Indien het niet tijdig nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 25, of de artikelen 28, tweede lid, en 29, eerste lid van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van uitkering, of indien de werknemer zich niet houdt aan de voorschriften, bedoeld in artikel 26, eerste lid, onderdelen a, b of d, kan het UWV afzien van het opleggen van een maatregel als bedoeld in het derde of vierde lid en volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing ter zake van het niet tijdig nakomen van de verplichting, of het zich niet houden aan de voorschriften, tenzij het niet tijdig nakomen van de verplichting, of het zich niet houden aan de voorschriften, plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de werknemer een zodanige waarschuwing is gegeven.
8
Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kan het UWV besluiten van het opleggen van een maatregel af te zien.
9
Het opleggen van een maatregel blijft achterwege indien voor dezelfde gedraging een boete als bedoeld in artikel 27a wordt opgelegd.
10
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot het derde, vierde en zesde lid.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • LJN AN7519, Hoger beroep, 01/4248 AW
    Rechtsoort
    Ambtenarenrecht
    Datum uitspraak
    23-10-2003
    Status
    gepubliceerd
    Soort procedure
    Hoger beroep
    Instantie
    gepubliceerd
    Rechtsoort
    Centrale Raad van Beroep
    Kan de korting op de uitkering in verband met onvoldoende sollicitatie-activiteiten in rechte stand houden?
  •