Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Werkloosheidswet

 

Artikel 24
1
De werknemer voorkomt dat hij:
a
verwijtbaar werkloos wordt;
b
werkloos is of blijft, doordat hij:
1
in onvoldoende mate tracht passende arbeid te verkrijgen;
2
nalaat aangeboden passende arbeid te aanvaarden of door eigen toedoen geen passende arbeid verkrijgt;
3
door eigen toedoen geen passende arbeid behoudt; of
4
in verband met door hem te verrichten arbeid eisen stelt die het aanvaarden of verkrijgen van passende arbeid belemmeren.
2
De werknemer is verwijtbaar werkloos geworden indien:
a
aan de werkloosheid een dringende reden ten grondslag ligt in de zin van artikel 678 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de werknemer terzake een verwijt kan worden gemaakt;
b
de dienstbetrekking is beëindigd door of op verzoek van de werknemer zonder dat aan de voortzetting ervan zodanige bezwaren waren verbonden, dat deze voortzetting redelijkerwijs niet van hem kon worden gevergd.
3
Als passende arbeid, bedoeld in het eerste lid, wordt beschouwd alle arbeid die voor de krachten en bekwaamheden van de werknemer is berekend, tenzij aanvaarding om redenen van lichamelijke, geestelijke of sociale aard niet van hem kan worden gevergd. Niet als passende arbeid wordt beschouwd arbeid op grond van een dienstbetrekking als bedoeld in hoofdstuk 2 of 3 van de Wet sociale werkvoorziening.
4
Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld omtrent het begrip passende arbeid, bedoeld in het eerste en derde lid.
5
De werknemer is verplicht zich zodanig te gedragen dat hij door zijn doen en laten het Algemeen Werkloosheidsfonds, het sectorfonds of het Uitvoeringsfonds voor de overheid niet benadeelt of zou kunnen benadelen. Onder benadeling in de zin van dit artikel is niet begrepen een gedraging als bedoeld in artikel 25.
6
Het niet voeren van verweer door de werknemer tegen of het instemmen van de werknemer met een beëindiging van de dienstbetrekking door of op verzoek van de werkgever leidt niet tot overtreding van de verplichtingen, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel a, of het vijfde lid.
7
Het tweede en zesde lid zijn van overeenkomstige toepassing met betrekking tot het eerste lid, onderdeel b, onder 3°.
8
Onze Minister is bevoegd regels te stellen waarbij bepaalde groepen werknemers worden vrijgesteld van verplichtingen, hun op grond van het eerste lid, onderdeel b, onder 1°, 2° en 4°, opgelegd.
9
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld op grond waarvan aan werknemers in individuele gevallen tijdelijk ontheffing kan worden verleend van verplichtingen, hun op grond van het eerste lid, onderdeel b, onder 1°, 2° of 4°, opgelegd.
10
In afwijking van het zesde en zevende lid, is sprake van benadeling als bedoeld in het vijfde lid indien de werknemer tijdens het verlengde tijdvak, bedoeld in artikel 25, negende lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, zonder deugdelijke grond heeft nagelaten verweer te voeren tegen of heeft ingestemd met een beëindiging van de dienstbetrekking.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • LJN BJ2296, Hoger beroep, 07/3959 AW + 07/3960 AW + 07/3961 AW
    Rechtsoort
    Ambtenarenrecht
    Datum uitspraak
    12-03-2009
    Status
    gepubliceerd
    Soort procedure
    Hoger beroep
    Instantie
    gepubliceerd
    Rechtsoort
    Centrale Raad van Beroep
    Ontslag wegens verstoorde verhoudingen. Regeling. De Raad acht (...) voldoende aannemelijk geworden dat appellant zich niet positief heeft opgesteld ten aanzien van het voorstel om de samenwerkingsproblemen te bespreken op een gezamenlijke heisessie en is van oordeel dat appellant zich die houding niet kon permitteren...
  • LJN BA0379, Eerste aanleg - enkelvoudig, AWB 06/3626
    Rechtsoort
    Sociale zekerheid
    Datum uitspraak
    20-02-2007
    Status
    gepubliceerd
    Soort procedure
    Eerste aanleg - enkelvoudig
    Instantie
    gepubliceerd
    Rechtsoort
    Rechtbank Arnhem
    Weigering WW-uitkering na einde van een uitzendovereenkomst. Volgens het UWV was eiser inmiddels werkzaam in een dienstverband voor onbepaalde tijd en had hij rechtsmiddelen moeten aanwenden. De rechtbank volgt het UWV niet en komt tot de conclusie dat het UWV ten onrechte het nieuwe recht uit de CAO...
  • LJN AS7461, Eerste aanleg - enkelvoudig, 03-1725 AW 229
    Rechtsoort
    Bestuursrecht overig
    Datum uitspraak
    16-02-2005
    Status
    gepubliceerd
    Soort procedure
    Eerste aanleg - enkelvoudig
    Instantie
    gepubliceerd
    Rechtsoort
    Rechtbank Zutphen
    Ontslagregeling klokkenluider
    In hoger beroep verzoek voorlopige voorziening afgewezen; LJN AT9228.
  • LJN BC1742, Hoger beroep, 06/2669 AW
    Rechtsoort
    Ambtenarenrecht
    Datum uitspraak
    03-01-2008
    Status
    gepubliceerd
    Soort procedure
    Hoger beroep
    Instantie
    gepubliceerd
    Rechtsoort
    Centrale Raad van Beroep
    Ontslag ambtenaar. Bestaat voor betrokkene nog aanspraak op de aanvullende en aansluitende uitkering op grond van hoofdstuk 10a van de CAR/UWO of is deze door de overeengekomen beëindigingsregeling verloren gegaan?
  • LJN AA5660, Eerste aanleg - enkelvoudig, AW 97/2597
    Rechtsoort
    Ambtenarenrecht
    Datum uitspraak
    16-03-2000
    Status
    gepubliceerd
    Soort procedure
    Eerste aanleg - enkelvoudig
    Instantie
    gepubliceerd
    Rechtsoort
    Rechtbank Arnhem
    Verhuiswerkloosheid; geen grond om aan 'verwijtbare werkloosheid' in BWOO andere uitleg te geven dan aan dit begrip in WW. Ontslagname per 1-3-1997, aangezien eiseres' echtgenoot (positie-verbetering) een andere baan had aanvaard en eiseres haar baan niet kon continueren wegens te lange reisafstand...
  • LJN AY7788, Eerste aanleg - enkelvoudig, AWB 05/2771 AW
    Rechtsoort
    Ambtenarenrecht
    Datum uitspraak
    03-07-2006
    Status
    gepubliceerd
    Soort procedure
    Eerste aanleg - enkelvoudig
    Instantie
    gepubliceerd
    Rechtsoort
    Rechtbank 's-Gravenhage
    De rechtbank (is) van oordeel dat er sprake is van een dusdanig verstoorde arbeidsverhouding, waarvan het bestaan en voortbestaan in overwegend mate aan eiser is te wijten, dat verweerder zich terecht bevoegd heeft geacht aan eiser ontslag te verlenen op grond van artikel 99, eerste lid, van het ARAR...
  •